De strijd van de gele hesjes
“De oude klassenstrijd is een cultuurstrijd geworden, met als inzet de strijd voor het morele kompas van de maatschappij.”
Jean-Pierre Blumberg, advocaat en docent Universiteit Antwerpen
De strijd van de gele hesjes is een logisch gevolg van de financiële crisis en de globalisering. De gele hesjes zijn mensen die te weinig hebben en het einde van de maand meer vrezen dan het einde van de wereld door klimaatopwarming. Ze zijn a-politiek, want die luistert niet naar hen. Het zijn arbeiders, kleine zelfstandigen en gepensioneerden die samen een nieuw proletariaat vormen. Ze werken hard, verdienen weinig en kreunen onder de lastenverhogingen. Daarenboven worden zij door voortdurend miskend, omdat de politiek hun boodschap niet begrijpt. Natuurlijk zijn we niet akkoord met de vernielingen die de gele hesjes hebben veroorzaakt, maar hun ontevredenheid is begrijpelijk.
Wat zegt artikel 25 van Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948)
1. Eenieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan als gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil.
2. Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. Alle kinderen, al dan niet wettig, zullen dezelfde sociale bescherming genieten.
Als je dit leest dan hebben de gele hesjes gelijk, maar waar blijven de anderen? Of hebben velen onder ons het zo goed dat ze de problemen liever niet zien? Wanneer laten we onze stem horen? Wanneer zeggen we: genoeg is genoeg.
De teleurgang van de middenklasse
‘Een zwakkere middenklasse zorgt voor een zwakkere stijging van de vraag, brengt de groei op lange termijn in gevaar, en kan sociale en politieke instabiliteit’
Daniel Vaughan-Whitehead, mede-auteur van het rapport
De financiële crisis en de globalisering hebben tot de ondergang van de middenklasse geleid, met politieke instabiliteit tot gevolg.
In een rapport van de International Labour Organisation, een instelling van de Verenigde Naties, wordt gesteld dat de middenklasse afneemt in zowat alle Europese landen. Met middenklasse bedoelt de instelling iedereen die tussen de 60 en 200 procent van het mediaan-inkomen verdient.
Daniel Vaughan-Whitehead, mede-auteur van het rapport, spreekt van een verontrustende trend. ‘Een zwakkere middenklasse zorgt voor een zwakkere stijging van de vraag, brengt de groei op lange termijn in gevaar en kan sociale en politieke instabiliteit brengen’. Hij voegt eraan toe dat vooral jongeren sterk worden getroffen.
Een nieuwe klassenstrijd
De westerse, liberale democratieën splijten zich in twee klassen:
- die van daarboven; de welgestelden, de hoogopgeleiden, de mobiele, grootstedelijke wereldburgers, de progressieven
- die van daarbeneden; zij die tekortkomen, de schoolverlaters, de lokaal verankerde dorpelingen, de traditionalisten.
Er is een grote kloof ontstaan tussen die van daarboven en die van daarbeneden. Veel linkse mensen zijn uitermate kritisch voor nationalisme en populisme zonder erbij na te denken over het waarom. Rechts gaat op zijn beurt ook kort door de bocht: zij lossen alle problemen op met simplistische kreten zonder de problemen op te lossen. Veel linkse mensen beseffen niet dat ze in hun discours eigenlijk voorvechter zijn van de ‘neoliberale maatschappij’, die graag vrij verkeer van kapitaal, mensen en producten zien.
Cornelia Koppetsch, sociologieprofessor uit Darmstadt, maakt in haar boek over de woedesamenleving een genadeloze analyse van de hypocrisie van de linkse, intellectuele bobo’s. Ze omschrijft die als ‘progressieve neoliberalen’. Ze ziet hoe linkse kosmopolieten lustig zwaaiend met etiketten als ‘populistisch’ of ‘extreemrechts’ het onderliggende politieke conflict verdoezelen. Voor Koppetsch zijn de progressieve, culturele elites zelfs de sleutelfiguren van het nieuwe, geglobaliseerde kapitalisme. Zij lijken niet in staat om hun eigen privileges en hun rol als dragers van een globale, neoliberale ideologie onder ogen te zien. Neoliberalisering is ook depolitisering: het idee is dat je politiek niet nodig hebt, want als je markten het werk laat doen ontstaat er vanzelf een evenwicht.
Een groot deel van de oude middenklasse vreest voor haar materiële en culturele ondergang. Zij zijn niet in staat om de ecologische omslag te betalen en zijn ook niet bereid voor de opvang van vreemdelingen te zorgen. Deze onzichtbare meerderheid wordt niet gehoord want de gecultiveerde wereldburger kijkt minachtend op hem neer. Ze worden zelfs beschouwt als dom, onwetend en irrationeel. Hilary Clinton noemt ze zelfs ‘deplorables’ .
‘Populisme’ en ‘elite’ zijn nieuwe scheldwoorden, die worden gebruikt om de mening van de andere groep in diskrediet te brengen. Zij lijden echter alleen maar tot een impasse die elk gesprek onmogelijk maakt.
Hierdoor gaat de zoektocht naar een nieuw moreel kompas van de maatschappij totaal verloren. Wie is er nog geïnteresseerd in moraal? Zolang het met hem of haar maar goed gaat. Het “ik” heeft de morele wereld overgenomen.