Dag van de persvrijheid

Een vrije wereld waarin dialoog mogelijk blijft en een vrije pers haar werk kan doen, lijkt een naïeve droom op een moment dat grote stukken van de wereld in brand staan.

In De Morgen van 03/05/18 schrijft Paul Dujardin, CEO van BOZAR, het volgende:  “In tijden van conflict en oorlog is de waarheid steeds het eerste slachtoffer. Wie soldaten in de loopgraven wil jagen, moet hen niet lastig vallen met genuanceerde berichten over de vijand. Propaganda duldt geen vrije pers of vrij onderzoek. Wie het aandurft om het discours van ondemocratische staten of onfrisse praktijken in vraag te stellen, riskeert zijn carrière of – steeds vaker – zijn leven. De laatste tien jaar stierven er elke week twee journalisten op deze wereld.”

In het rapport van de Europese commissie wordt aandacht gevraagd voor ‘fake news’. Desinformatie is van alle tijden en daarom is het verschijnsel niet nieuw. Dat machthebbers – en de bekendste woont in het Witte Huis – berichtgeving die voor hen onaangenaam is met die term omschrijven, is niet alleen misleidend maar het ondermijnt ook de geloofwaardigheid van de pers.

In het debat over regulering van ‘haat-zaaien’ komt een indringend tegengeluid van Nadine Strossen (prominente rechtsgeleerde uit de VS). Zij voert aan dat wetten die met de beste bedoelingen de vrije meningsuiting inperken ineffectief zijn of zelfs averechts uitpakken. “Wanneer we de overheid toestaan om namens de meerderheid te bepalen welke ideeën impopulair, gevaarlijk of beangstigend zijn, dan is geen enkel idee meer veilig, en zeker niet de ideeën die opkomen voor het belang van een minderheid.” Strossen meent dat het veel beter werkt om te leren een dikkere huid te kweken en weerwoord te bieden. Daarom moeten we leren om onszelf weerbaar te maken, om te reageren en om een belediging of argument te weerleggen.

“De kunst van tegenspraak is een voorwaarde om de maatschappelijke verandering te realiseren die we graag zien.” Nadine Strassen, rechtsgeleerde uit de VS

Mathias Döpfner (voorzitter van de Duitse vereniging van krantenuitgevers) zegt: ‘Op de uitdagingen van deze tijd kan er maar een antwoord zijn: vechten voor de toekomst van vrije samenlevingen via kritische journalistiek – schijnwerper van de verlichting – of toch op z’n minst zaklamp van de mondige burger!’

Een onafhankelijke krant is een krant in handen van personen, niet van bedrijven en al zeker niet onderdeel van een media-concern. Hoe kan een krant onafhankelijk zijn in zo’n omgeving. Om de onafhankelijkheid van kranten te verzekeren heeft België een lange tijd geleden subsidies ingevoerd. De Belgische kranten krijgen elk jaar 170 miljoen subsidies om onafhankelijke berichtgeving te garanderen, om hun onafhankelijkheid te behouden. Kranten betalen ook geen BTW, wat dus jaarlijks nog eens een 190 miljoen aan de overheid kost. Ieder jaar kosten de kranten dus 360 miljoen aan de belastingbetaler. Terecht? Ja, voor echte onafhankelijkheid.  Maar zijn die kranten ook echt onafhankelijk? 

Binnen de media in België is concentratie een reëel probleem: verscheidenheid en kwaliteit van de informatie, betrouwbare informatie over verschillende mogelijke visies op de samenleving ontbreekt waardoor het functioneren van een liberale democratie sterk gehypothekeerd wordt. Daarom zou een krant die subsidies ontvangt geen dividend mogen uitkeren (zou voor alle bedrijven die subsidies ontvangen geldig moeten zijn). Subsidies dienen om een bedrijf te helpen, niet om aandeelhouders rijk te maken. Ook aandeelhouderschap van kranten moet herbekeken worden; aandeelhouders die meer dan 50 % van de aandelen hebben moet verboden worden. Beter nog zou het zijn om minimum 10 aandeelhouders te hebben met een maximum van 10 % van de aandelen.