Iedereen heeft recht op een basiswelvaart: goed en voldoende voedsel, onderdak, water, sanitair, gezondheidszorg, elektriciteit. Geen enkel mens zou honger moeten lijden, zich zorgen moeten maken om onderdak, of met onbetaalde rekeningen moeten zitten omdat het geld er gewoon niet is. Als dit niet goed geregeld is, dan is dat niet alleen slecht voor deze mensen zelf, het jaagt ook de samenleving op kosten. Want armoede kost geld.
We moeten koopkracht op peil houden
De index heef als doel om de koopkracht van mensen stabiel te houden. Hierbij kan men de vraag stellen of dit enkel over basisbehoeften gaat of over welvaart in ruime zin. Het is volgens mij belangrijk om ervoor te zorgen dat mensen niet in moeilijkheden komen door prijsstijgingen. Daarom moeten we ons afvragen wat de echte basisbehoeften zijn. Die basisbehoeften moeten allemaal opgenomen worden in de welvaartsbehoud-index.
We moeten de index zo hervormen dat de basisbehoeften van alle mensen niet in gevaar komen. Omdat de berekening gebeurt in functie van een ‘gemiddelde’ consument, stelt dit problemen voor mensen met een lager inkomen.
Hoe werkt de index?
De index werkt met een ‘korf’ van welbepaalde consumptiegoederen. Het systeem is nogal complex, maar het komt erop neer dat niet alle prijzen even hard meegerekend worden.
De allereerste indexkorf van 1920 bevatte 56 producten. Sindsdien is de indexkorf grondig gewijzigd. De samenstelling van de indexkorf hield in 1968 voor het eerst rekening met huurprijzen en met het gemiddeld gezinsbudget. Verdere aanpassingen in 1984 en 1991 hebben de lijst uitgebreid tot 429 producten en diensten.
Belangrijkste probleem bij de index is dat de berekening gebeurt in functie van de ‘gemiddelde consument’. In de index tellen de huisvesting-kosten mee voor 17%. Zeker in gezinnen met een laag inkomen wordt veel meer van het budget aan huisvesting en voeding gespendeerd. Volgens een recente huishoudenquête waren huisvesting in 2020 goed voor 31,8%. Voor de 25% huishoudens met het laagste inkomen zelfs 38,6%.
Voor hen volstaat de index dus niet om de stijging van de levensduurte te betalen. Hetzelfde voor voedingsproducten. Die tellen voor 16% mee in de index.
Een nieuw index
Om de koopkracht van iedereen maar vooral van de laagste inkomens te behouden (we willen toch niet nog meer armoede) moeten we een nieuw index creëren: welvaart-index.
Deze moet samengesteld worden volgens de uitgaven van de 25 % huishoudens met het laagste inkomen, wat dus eigenlijk de basisbehoeften van elke mens zijn.
De automatische indexaanpassingen blijven behouden maar worden maar één keer per jaar op 1 Januari aangepast. Het indexeren gebeurt niet langer als percentage op het volledige loon, maar als een bedrag dat voor alle werknemers gelijk is. Dit bedrag wordt
berekend volgens de basisbehoeften van de uitgaven van 25 % huishoudens met het laagste inkomen. Er kunnen dan ook loononderhandelingen per bedrijf gevoerd worden voor een verhoging van al het personeel met een vast bedrag.
Ook huishuren worden op 1 januari één keer per jaar aangepast. Ideaal zou het zijn als ook water, elektriciteit en gas, internet slechts één keer per jaar mogen worden aangepast. Dit wil dus zeggen dat we spreken over jaarcontracten. Deze aanpassing moet meegenomen worden in de nieuwe bedrag basisbehoeften.