Naar minder …

Minder postjes

Er moeten niet meer ministers zijn dan er ministeries zijn en er zijn al helemaal geen staatssecretarissen nodig. Dit is een uitvinding van de partijen om postjes aan partijvrienden te kunnen bezorgen. Een kloek zorgt voor haar kroost. 

Ook in de kabinetten moet er gesnoeid worden. Ministerkabinetten in Duitsland en Nederland tellen slecht 3 à 4 mensen. We vinden een kabinet bestaande uit 3 kabinetsleden, aangevuld met ambtenaren van het desbetreffende ministerie, een zeer faire deal. Ministers zijn niet langer parlementsleden, maar worden vervangen door een opvolger want een minister behoort tot de uitvoerende macht en behoort dus niet langer tot de wetgevende macht. 

Staatssecretarissen hebben geen meerwaarde en worden dus beter afgeschaft. Enkel voor een specifiek project en voor beperkte tijd kan men een staatssecretaris aanstellen die dat project begeleid tot een goed einde. Deze staatssecretaris blijft wel parlementslid. Hij begeleid een groep parlementsleden om een oplossing te zoeken voor een specifiek project of probleem(een tijdelijke parlementaire commissie).

Minder centjes

Waarom moeten parlementsleden rijkelijk betaald worden? Omdat ze in onze naam beslissingen nemen? Omdat ze tot de politieke elite behoren? Omdat ze slimmer zijn dan de bevolking? Omdat ze regelmatig op TV komen? Waarom moeten zij een groot pensioen krijgen? Waarom wordt een deel van hun inkomsten belastingvrij gemaakt, terwijl ze van de gewone burger eisen dat ze veel betalen?

De gemiddelde loonkost in België is momenteel 39,1 € per gewerkt uur. Omdat een uur werken voor een politieker ook een voorbereiding vraagt, geven we per gewerkt (op tikklok) uur 78,2 € per gewerkt uur. Om te vermijden dat er onbeperkt “gewerkt” wordt voorzien we een maximum aantal uren volgens functie en een totaal aantal van maximum 150 uren per maand.  Alle vergoedingen voor politici worden door het ministerie van binnenlandse zaken betaald op basis van de time-sheets van de politici.

Er is bij de bevolking zeker geen begrip voor het feit dat een deel van de vergoeding van de parlementsleden onbelast is. De bevolking kreunt onder de belastingdruk, maar de politici moeten hier niet aan meedoen. Leg dit maar eens uit aan de burger. Daarom willen we geen belastingvrije sommen, maar alles gewoon belasten zoals voor iedere burger.

Ook een overdreven hoog pensioen is niet uit te leggen. Geef politiekers een pensioen voor gewerkte jaren, maar dat hoeft niet hoger te zijn dan dat van de bevolking. Politici moeten zelf ook doen wat ze vragen van de burger. Dus geen speciaal pensioen voor politici.

Er is geen enkele reden waarom parlementsleden een riante vergoeding moeten krijgen als ze vertrekken. Een afscheidspremie van één jaar moet echt wel volstaan en alleen maar als ze einde mandaat zijn en niet herkozen, niet als ze zelf hun mandaat beëindigen. De premie wordt berekend op het gemiddelde loon van de gewerkte jaren. 

Minder politieke benoemingen

Het probleem met ministeries, staatsbedrijven, intercommunales en andere organisaties zijn de politieke benoemingen en vooral de vaste benoeming. Politieke benoemingen leiden meestal niet tot beter geleide organisaties, maar tot gepolitiseerde organisaties. Deze benoemingen zijn uiteraard bedoeld om invloed te hebben op de besluitvorming van de organisatie en dus de invloed van de politici te vergroten. De politieke benoeming zou men moeten beperken tot de CEO en dit voor een maximum periode van 10 jaar plus 1 bezoldigd sabbatjaar. Voor andere functies ligt de verantwoordelijkheid voor het personeelsbeleid bij het management van het bedrijf het ministerie of de intercommunale. 

Ook zou de CEO van een intercommunale niet meer mogen verdienen dan bvb de eerste minister ofwel betaald worden zoals politici met een maximum aantal betaalde uren per maand (maximum is 150).

Minder vaste benoemingen

Af en toe veranderen van job, dienst of bedrijf doet goed voor een mens. Een nieuwe omgeving geeft een nieuwe uitdaging. Het vermindert het risico op verveling, ééntonigheid en tegenzin om te werken. Een nieuwe omgeving kan een persoon opnieuw zin geven om te werken. Hij wordt dan verplicht om uit zijn comfort-zone te komen en moet op zoek naar nieuwe manieren om te functioneren.  Ik begrijp dat mensen naar zekerheid zoeken maar moet dit gerealiseerd worden door een vaste benoeming voor het leven? De hoge opzegvergoedingen in de privé creëren hetzelfde fenomeen van onaantastbaarheid en vermindering van de zin om te werken wat stress in de hand werkt. Wie kan er met plezier een leven lang hetzelfde werk doen? Als we moeten werken kan dit toch beter met plezier zijn.

In de politiek bestaat het risico dat er bij het veranderen van bestuur mensen willekeurig zouden vervangen worden op basis van partijsympathie. Daarom is een beetje zekerheid heel zinvol. Men zou kunnen werken met 10-jaar contracten. Tijdens het eerste jaar kan iemand opgezegd worden, daarna gaat een periode van 9 jaar in waarin dit niet meer kan. Het 11de jaar wordt de persoon nog doorbetaald maar moeten geen prestaties meer geleverd worden; hij of zij krijgt een betaald sabbatjaar waarin hij gewoon niks kan doen of bijscholing kan volgen. Het is zijn of haar keuze. Om te vermijden dat er weer herrie met de vakbonden is, stel ik voor om dit alleen voor nieuwe contracten te doen. Men zou dit ook kunnen toepassen in de privé en een nieuw perspectief aan onze jeugd geven. Een volledige loopbaan zou dan 44 jaar duren, waarvan 4 sabbatjaren.

Minder gesjoemel met intercommunales en vzw’s

“Bijna elke politicus in ons land kent de intercommunales zeer goed, maar weinigen spreken erover. Zo is het reilen en zeilen binnen de intercommunales al jaren een goed bewaard politiek geheim.” Peter Reekmans, burgemeester Glabbeek

De intercommunales en aanverwante structuren zijn door politici “gewild” ontaardt in een ondoorzichtig kluwen en vooral bewust onttrokken aan democratische controle. Het is een soort speeltuin voor politici van alle partijen. Via intercommunales en vzw’s kan de partijleiding een financieel duwtje geven aan hun partijsoldaten. Veel van deze soldaten hebben nog goede bedoelingen, maar zij kunnen niet op tegen de generaals en hun slaafse volgers van de partij.

Intercommunales zijn ontstaan omdat bepaalde problemen niet op gemeentelijk vlak gerealiseerd kunnen worden. Samenwerking geeft soms een schaalvoordeel, vooral bij samenaankoop. Samenwerking in intercommunales geeft de mogelijkheid om meer gespecialiseerde taken, die onmogelijk door de gemeente kunnen gedaan worden, uit te besteden aan een samenwerkingsverband van meerdere gemeenten.  Wat zeker en vast een waardevol idee is. Op dit moment ontstaat echter de indruk dat er is afgegaan van de reden van bestaan, een uitstekende dienstverlening aan de burger. Een intercommunale zou moeten kunnen bewijzen dat ze nuttig is voor de samenleving. Ook de transparantie stelt grote problemen. Men wil geen pottenkijkers, want anders gaan de slechte praktijken naar buiten kunnen komen. En net dat willen onze politiekers niet. Om het nog minder transparant te maken richten de intercommunales nog dochters op. Hierop is nog minder democratische controle. Daarom zou het moeten verboden zijn voor intercommunales om dochters op te richten.

Er is dus werk aan de winkel bij de reorganisatie van het kluwen van de intercommunales en het gebrek aan transparantie. Voor een fundamentele verandering zullen er heel wat intercommunales moeten verdwijnen, anderen zullen moeten fusioneren. Om te vermijden dat er teveel macht geconcentreerd wordt bij bijvoorbeeld een intercommunale op Vlaams niveau, zou het zinvol zijn om intercommunales alleen op te richten op provinciaal niveau. Daarenboven zouden er strikte regels moeten komen die éénduidig en open zijn. Er moet een lijst komen van een beperkt aantal taken die in een intercommunale mogen ondergebracht worden. 

In feite gaat het hier om ‘commons’ zoals; 

  • Gas, water, elektriciteit, internet
  • Sociale woningen
  • Hulpdiensten: brandweer, civiele bescherming en 100-centrale
  • Openbare ziekenhuizen
  • Openbaar vervoer
  • ICT  voor gemeenten, provincie en intercommunales
  • Havens
  • Sportinfrastructuur
  • Bosbeheer

Dit zijn zeker de belangrijkste, maar er zullen er nog andere zijn.

Via intercommunales ontvangen veel om niet te zeggen alle gemeenten heel wat geld, een soort verdoken belastingen. Zo kunnen ze heel wat uitgaven buiten de begroting van de gemeente houden. Daarom zouden intercommunales geen winst mogen uitkeren, maar moet de winst terugvloeien naar de klant, de burger die voor hen betaalt. Het mag geen indirecte belasting worden. Als intercommunales geen winst mogen uitkeren dan betekent dit ook meteen het einde van de gemengde intercommunales, waar alléén winst maken belangrijk is. Intercommunales mogen geen dochters oprichten want dan verdwijnt weer elke democratische controle.

Ook VZW’s van steden en gemeenten moeten verdwijnen. VZW’s worden opgericht om “gemakkelijker” te werken want het is geen gemeentepersoneel (dus andere regels) en de regels voor het openbaar bestuur gelden ook niet. Opdrachten kunnen gemakkelijker uitbesteed worden aan bevriende bedrijven. Personeel kan gemakkelijker aangeworven en ontslagen worden. Van een democratische controle op deze vzw’s is helemaal geen sprake. Dus weg ermee.